‘Ik was zo bang dat ze dood zou gaan’
Toen Sanneke (35) negen weken zwanger was van haar tweeling kreeg ze tijdens de echo een verontrustend bericht: het ene kindje was een stuk kleiner dan het andere. ,,De echoscopist zei: ‘Dit kan slecht nieuws betekenen’.”
,,Sofie werd bijna vier jaar en we wilden graag een tweede kind. Bij Sofie duurde het best lang voordat ik zwanger was, maar nu was het binnen drie maanden raak. Toen we met een week of vijf een echo kregen bij de verloskundige, zagen we een kloppend hartje. Heel blij waren we. Drie weken later mochten we weer komen en toen zagen we er twee! We waren allebei wel even in shock.
We werden doorverwezen naar het ziekenhuis, waar we opnieuw een echo kregen en daar werd al meteen duidelijk dat een kindje een flink stuk kleiner was. ,,Dit kan slecht nieuws betekenen”, zei de echoscopist. Vanaf die dag maakten we ons zorgen om haar. Maar een paar weken later zagen we weer twee kloppende hartjes. Ze was er nog steeds. Weliswaar klein, maar ze was er!
Omdat de echoscopisten tijdens de verschillende echo’s daarna onduidelijk waren over het verschil in grootte, zijn we voor een second opinion naar een academisch ziekenhuis gegaan. Daar kregen we een uitgebreide screening en werd ons uiteindelijk gezegd dat het hoogstwaarschijnlijk ‘gewoon’ een klein kindje was. Er waren verder geen aanwijzingen dat er iets met haar – we wisten intussen dat we twee meisjes kregen – aan de hand zou zijn. Dat stelde ons gerust.
‘De placenta bleek niet goed meer te functioneren’
Bij 29 weken bleek de placenta van het kleinste kindje niet goed meer te functioneren. De neonatoloog vroeg ons toen wat wij wilden doen wanneer zou blijken dat deze helemaal niet meer zou functioneren. Wilden we beide meisjes laten komen als de tijd daarvoor aanbrak – en dat kon dus vanaf dat moment zo zijn – of lieten we de natuur hun lot bepalen? We kozen ervoor om actief in te grijpen; mocht het zo ver zijn dat het voor ons kleinste meisje buiten de baarmoeder beter was, dan was ingrijpen onze enige keus. Zo voelde dat ook echt, ondanks de risico’s die er voor haar tweelingzus waren.
Ik werd vanaf toen elke dag gemonitord door middel van een CTG en twee echo’s per week. Wonder boven wonder heb ik het nog zes weken volgehouden. De bevalling begon vanzelf met 35 weken en twee dagen. Gezien de stuitligging van een van de twee meisjes en de conditie van het kleinste meisje – ze schatten haar op dat moment op 1300 gram – werd het een keizersnede.
Op 24 oktober 2015 om 21.13 uur werd Anna geboren en drie minuten later was Roos daar. Ik heb Roos niet eens echt gezien, want ze moest meteen weg. Anna woog 2,5 kilo, een prima gewicht voor een kind dat de helft is van een tweeling. Roos was maar liefst 1,5 kilo lichter. Ze was zo klein! Bas heeft de navelstrengen van de meisjes in het ziekenhuis gezien en zei: die van Anna was normaal, die van Roos zo dun als een rietje. Ook haar placenta was veel kleiner. Ze heeft waarschijnlijk al die tijd te weinig voeding gekregen.
Zou ze het halen of niet? Die vraag speelde zowel tijdens mijn zwangerschap als na de geboorte door ons hoofd. Ik heb me die eerste tijd na de geboorte ook vaak schuldig gevoeld naar Roos toe. Met Anna kon ik al knuffelen op de uitslaapkamer en ik heb haar zes weken borstvoeding gegeven. Bij Roos kon dat allemaal niet. Ook lag Anna ‘s nachts heerlijk bij mij te slapen, terwijl Roos al die tijd in het ziekenhuis was. Gelukkig deed ze het heel goed. Ze mocht op 5 december naar huis, bijna 7 weken na de bevalling. Toen woog ze 2 kilo en dronk ze zelfstandig acht voedingen per dag.
‘Ze schelen 4 centimeter en 3,5 kilo’
Ik heb Roos lang gezien als het kleine meisje waarvan we niet wisten of ze het zou overleven. Toen ze nog in de buik zat, maar ook daarna. Ik was zo bang dat ze dood zou gaan. De huisarts constateerde rond de kerstdagen een posttraumatische stressstoornis, waarvoor ik therapie heb gekregen. Sindsdien is die angst gelukkig helemaal weg.
Ze schelen nu 4 centimeter en 3,5 kilo. ‘Is het een tweeling?’, vragen mensen regelmatig. Als ik dan ‘ja’ antwoord, reageren ze heel verbaasd. Er was ook iemand die schatte dat er vier maanden tussen Anna en Roos zat. Ik snap het ook wel; het is een flink verschil. Roos gaat in haar fysieke ontwikkeling minder snel dan Anna, al loopt ze volgens de fysiotherapeut gelukkig niet heel erg achter.
We zijn bij een klinisch geneticus geweest om te laten uitzoeken of Roos een chromosoomafwijking heeft. Dat is niet zo. Heel fijn om te weten dat we niet extra op haar hoeven te letten. We hebben gewoon twee kinderen die zich ieder op hun eigen manier ontwikkelen. In alles. En dat is ook goed. Wij zijn vooral heel erg blij dat ze er allebei zijn.”
Foto: privé beeld