Wie ‘de tweeling’ zegt of schrijft, bedoelt meestal twee personen die samen een tweeling vormen. Maar kun je het woord tweeling ook gebruiken voor een individu?
De vraag wordt gesteld door een lezer van dagblad Trouw. Die vindt het gek dat de krant bij een foto van tweelingbroers schrijft: ‘De ene tweeling juicht, zijn broer baalt enorm.’ Kan dat wel, vraagt de lezer zich af, het woord tweeling gebruiken voor één persoon?
Ongebruikelijk
Het antwoord op de vraag geeft taalkundige Ton den Boon van de weblog Taalbank in de krant. Hij schrijft dat de formulering correct is als aanduiding van ‘een van beide individuen’, maar tamelijk ongebruikelijk.
Zijn volledige reactie lees je hier.
Helft van de tweeling
We zijn het er vast allemaal over eens dat de tweeling bestaat uit twee individuen en dat met het woord tweeling meestal die twee individuen samen worden bedoeld, niet apart van elkaar. Van den Boon beaamt dat je meestal hoort ‘een van de tweeling’ als het gaat om het aanduiden van de ene tweelinghelft.
Benieuwd hoe jij het woord tweeling gebruikt. Zeg je vaak ‘de tweeling’ en gebruik je voor een van de twee dan ‘helft van de tweeling’ of ‘een van de tweeling’? En hoe gebruiken anderen het woord tweeling als ze één persoon bedoelen?